Peter Heerschop, van oorsprong leraar lichamelijke opvoeding, betoogde afgelopen donderdag als ‘De Minister van Enthousiasme’ op het Nationale Sportdebat dat sport veel meer is dan prestatie en medailles. Volgens Heerschop is sport — en vooral het spel — een fundament voor sociale cohesie, gezondheid, opvoeding en zingeving. In een maatschappij die steeds individualistischer en economisch gedreven wordt, zijn sportverenigingen en het samen spelen essentieel om mensen met elkaar te verbinden. Hij riep op tot meer aandacht, ondersteuning en structurele investering in de breedtesport als maatschappelijke motor. Dit was zijn betoog.
Laat ik vooropstellen: ik geniet ook enorm van topsport. Ik ga graag naar een stadion. Ik kan me in pure bewondering vergapen aan de schijnbaar onmogelijkheden van sommige atleten. Ik ben in Parijs bij de 4X400 meter mixed estafette bij de laatste honderd meter van Femke Bol schreeuwend in de armen van drie totaal onbekende Franse vrouwen gesprongen, waar zomaar een #moi aussie aan mijn broek had kunnen krijgen, maar ik woon nu met één van die drie samen.
Tuurlijk, ik zie ook wel de schoonheid van de unieke prestaties van de Nederlandse top-roeiers en twee keer de laatste seconde van Worthy de Jong en de shoot-out van de Olympische hockeyploegen. Ik geniet van de soms ongrijpbare golvende energie in een voetbalstadion. En natuurlijk, ik houd van topsport. Maar topsport is iets anders dan ‘sport’, zal ik maar zeggen. Uiteindelijk gaat het mij in de kern om iets anders. Ik hou me bezig met de basis van de sport. Even als disclaimer voor wat ik nu allemaal ga vertellen: Ik ben gymleraar en pedagoog en ik geef in die hoedanigheid les op de ALO en vanuit die hoedanigheid probeer ik hier ook nu te spreken. De ALO is de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, door velen foutief genoemd ‘sportacademie’. Het is de Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Het gaat vandaag om de maatschappelijke betekenis van sport. De betekenis van sport in een steeds meer individualistische, vaak gepolariseerde en voornamelijk door economische belangen gedreven samenleving. Dat is de hele zin nu in stukjes.
De basis van de sport. Wat is de basis van de sport? Voor mij is dat spel. Spel is namelijk de basis van ons hele leren, van onze hele cultuur. Wij zijn namelijk ‘de spelende mens’. Wij zijn de ‘Homo Ludens’. Al het leren in het leven begint bij spel. Taal bijvoorbeeld leer je in beweging. Dat leer je door spel. Maar je leert ook de ander kennen. Je leert jezelf en de ander kennen. Zo leer je de wereld kennen op schaal, door te spelen en ook door naar spelen te kijken. Je leert de afgesproken regels en de lijnen. Want aan de ene kant geeft spel vrijheid omdat het speels is. Aan de andere kant geeft spel orde omdat er regels zijn. Waar hebben we behoefte aan in een maatschappij? Speelsheid en orde. Omdat die twee met elkaar in strijd zijn en elkaar beïnvloeden, kunnen ze elkaar ook veranderen. Dus in ‘goed spel’ is er altijd sprake van nieuwe aanpassingen. En dat is nou het ultieme prachtige eraan. Met spel kun je veranderen. Met spel kun je de wereld veranderen. Bij goed spel is namelijk iedereen deel van de situatie. Iedereen geeft zichzelf over en dus is iedereen deelnemer.
Waar komen we elkaar nog tegen in de sport? In het spel? Daar staan we net als in de maatschappij tegenover elkaar. Maar op een andere manier zijn we heel erg tegelijk ‘met elkaar’. En we kunnen het over alles oneens zijn. We kunnen ons ingraven, in stellingen en vasthouden aan meningen omdat de ander ook niet toegeeft. Maar diep van binnen weten we met elkaar echt wel wat goed is. En dat ervaren we allemaal als we ons durven te verliezen in spel. Als we ons kunnen verliezen in spel, hebben we sowieso gewonnen.
Elk mens begint met spelen. Je wordt mens door te spelen. Er is dus maar één manier om de wereld te redden. Om de maatschappij te redden spelen moeten we om in de sfeer van de grote dichter Leo Vroman te blijven: ‘Toe, vertel me honderd malen hoe het spelen is verdwenen. Vertel het honderd malen en honderd malen zal ik wenen’. Waarom is het nog meer zo belangrijk? Laat ik beginnen met het fysieke aspect. Ik ga het opsplitsen in de stukjes die ik heb beloofd:
Meer dan de helft van de Nederlanders kampt met overgewicht. Meer dan de helft van de Nederlanders kampt met bewegingsarmoede. Weet je wat het tegenovergestelde is van bewegingsarmoede? Dat noemen we ‘bewegingsluxe’. Dat zie je bij kinderen. Wandelend naar school doen ze opeens nog een omweggetje. Springen over drie hekken, huppelen twintig meter achteruit, rennen vijftig meter vooruit, spelen, tussendoor tikkertje, ze lopen voor je achter je en opeens verderop naast je. Die lopen lachend de dubbele afstand. Dat is prima, tenminste, als ze nog wandelend naar school gaan. Bewegingsluxe, dat zie je ook bij jonge dieren. En je ziet het bij topsporters. Die hebben tijdens de meest ingewikkelde bewegingen nog alle tijd voor een extra dingetje, of lachend naar hun vader op de tribune te zwaaien. Maar onze maatschappij ligt vol met valkuilen van bewegingsarmoede. En weet je wat je dan krijgt? Dat mensen daarin vallen en die valkuil niet meer uitkomen en dan blijven hangen in hun eigen gelijk zonder over het randje van de ander te kijken. Dan is het rechts tegen links. Je moet als je loopt, maar als je denkt altijd tussendoor een huppeltje blijven maken of zomaar een dansje doen. Metaforisch bedoeld. En dat gevoel van blijdschap zie je als sport beleefd wordt als spel.
Sociologische factor. Weet je wat de belangrijkste factor is in een in een langer, gelukkig leven? Relaties, goede relaties. Het weghouden van eenzaamheid. Kennis van de ander waardoor je je minder bedreigd voelt. Nogmaals waar komen we elkaar tegen? Dat is op school en op de sportvereniging. Voor scholen is het overigens dan wel essentieel dat het hele onderwijs ook op de schop gaat, dat het openbaar wordt en breed heterogeen. Maar daarover praat ik op andere plekken. Ik praat regelmatig op het ministerie van Onderwijs, waar ze na een betoog vanuit mijn hart ook altijd zeggen: “Nou mooi jongen, dat nemen we mee.” En ik heb hier ook geen enkele illusie over wat hiermee wordt gedaan, maar ik probeer toch een wijze van denken te veranderen.
De sportvereniging. Die is namelijk vanuit alle lagen van de bevolking, alle mogelijke kleuren en types. Op het veld en in de kleedkamer vallen de verschillen weg. Ik zou alleen al een uur kunnen praten over het belang van de kleedkamer van een sportvereniging. Dat is namelijk de plek voor verwerking van de opgelopen trauma's in die week. En ik ken dat van binnenuit, vanuit een voetbalcultuur maar ik neem aan dat het geldt voor alle andere sporten. In de kleedkamer wordt er niet direct gesproken over problemen. Natuurlijk niet. Er wordt een beetje gepraat over de wedstrijd. Er wordt in shampooflessen gepist en er worden flauwe en regelmatig platte grappen gemaakt. En iedereen komt aan de beurt. Maar opmerkingen komen er ook over talentloosheid, venijnige grappen over ingewikkelde thuissituaties. Het is allemaal ogenschijnlijk oppervlakkig, maar ondertussen krijgt de opgespaarde frustratie een uitweg. De kleedkamer van een vereniging heeft onbedoeld een enorm grote therapeutische werking. Enorm. Hoe maken we sport de sleutel tot sociale cohesie, gezondheid en solidariteit? Dat begint dus door aandacht en ondersteuning en geld te vragen en uit te dragen.
Het belang van een sportvereniging. Een pleidooi voor een langer leven, ook bij dezelfde vereniging. Dat dragen we niet meer uit. Dat gebeurt bij de amateurs zelfs bijna nooit meer. Hoe lang blijft een selectiespeler bij één club? Toen ik nog bij SDO speelde in Bussum was het ondenkbaar dat ik naar een andere club ging. Niet dat een andere club mij wilde hebben, maar daar gaat het nu niet om. Je eigen club was je eigen club en daar bleef je, want je had dat niveau gewoon niet. Iedereen heeft het niveau van een topsporter. Blijf dan daar. Tegenwoordig gaan spelers naar een andere club voor twee nieuwe wieldoppen en een dubbele reiskostenvergoeding. Zitten ze bij hun nieuwe club twee wedstrijden op de bank en dan gaan ze op zoek naar de volgende club. Beter kan ik nu het verschil tussen sport en spel niet uitleggen.
Topsport vraagt iets heel anders. Dat is maar een topje en het rust niet eens op een ijsberg. Het is wel belangrijk, topsport, want door die topsport melden ook weer heel veel kinderen zich aan bij een club of vragen bij gym of ze dat ook een keer mogen doen. Maar maak dan ook wel duidelijk aan de kinderen, aan de ouders en iedereen eromheen dat het maar om 2% van alle sporters gaat.
We komen bij de economische belangen. Als je bespaart op sport, dan ga je daar de dubbele prijs voor betalen. Sport is in de basis dan wel geen economisch principe, maar sport is economisch uiteindelijk wel de basis van besparing op alles wat kwetsbaar is, op gezondheid, op zorg, op onderwijs, op opvoeding en alles wat het kost als we niet sporten. Ja, natuurlijk. Ik weet ook wat dat sportblessures heel veel geld kosten. Maar dat komt ook omdat we mensen dat niet goed uitleggen. Veelal door blessures van mensen die niet fit genoeg zijn om te doen wat ze van zichzelf vragen. Die kunnen zich niet houden aan de belangrijkste tip van mijn trainer ooit op de club: “Peter probeer in de wedstrijd niet wat op trainen ook al nooit is gelukt.” Blijf nou benadrukken: het is maar een spel.
En dan komt nu mijn optelsom van alles wat ik jullie mee wil geven vandaag. Dit is mijn uitkomst achter ‘Het is gelijk aan’. Wat moet er gebeuren? Ten eerste: lichamelijke opvoeding wordt veel breder verplicht gesteld. En noem het voor mijn part dan ‘sport’. Dan geef ik les op de ‘sportacademie’. Ik heb volgens mij duidelijk genoeg gemaakt nu dat ‘sport is opvoeding’. En dat opvoeding een leven lang. Al jaren wordt er vanuit een kleine groep gestreden voor dagelijks 1 uur lichamelijke opvoeding op school. Helaas moet ik ook vaststellen dat een deel van de docenten, de LO-docenten, de noodzaak daarvan zelf ook niet uitstraalt. Zie ik als mijn taak. Maar van de rest van het onderwijsteam straalt een nog veel kleinere groep het uit en van de beleidsmakers nog maar een heel klein handjevol.
Om aan te geven wat we belangrijk vinden nu op school: de examens zijn in de gymzaal. Dan wordt er niet gesport. Dat is een enorme vergissing. Het is de taak van onderwijs om beweging in het centrum te zetten. En wij zijn allemaal deel van het onderwijs. Is het namelijk alleen de taak van een school? Nee, natuurlijk niet. Het gaat om een nieuwe manier van denken die we moeten hebben. We moeten met elkaar bedenken waar we sporten allemaal in het centrum kunnen zetten, waar we elkaar daarmee kunnen ondersteunen. School en vereniging, zorg en vereniging. Ik zal een paar mogelijkheden noemen.
Natuurlijk moeten er proeflessen komen van trainers, onder schooltijd. Sportverenigingen en school, die moeten naar elkaar toe. LO-docenten dus ook als een deeltijdbaan bij sportvereniging. En waarom alleen LO-docenten? Natuurlijk niet. Maak het een geheel: biologiedocent geeft een fysiologische uitleg van wat er gebeurt. Koken en serveren voor hapjes voor en na de training. Bouwtechniek voor een nieuwe dug out of een stuk aan de kleedkamer. Terwijl jouw zoon voetbalt, leer je als moeder fietsen. Tijdens de training wordt er door ‘motorvoertuigen’ aan je auto gesleuteld. De school en sportvereniging zijn samen. Onder leiding van de muziekleraar trekt de Surinaamse drumband over het veld. Marokkaanse rappers geven verslag van de wedstrijd. Het is de buurt, de school, de club. Die horen allemaal bij elkaar. Als we het hebben over sport we zijn allemaal sport, maar dan moeten we ook daar beginnen en geen geld weghalen daar, maar juist daar de nadruk op leggen. Toon me je opvatting over sport en ik zal zeggen uit wat voor maatschappij jou komt. Want met sport veranderen we de maatschappij. Het is namelijk ‘Societas Ludens’; wij zijn de spelende maatschappij als het goed is, maar daar zijn we nu ver van weg.