© Pascal Goudkuil

Nationaal Sportcongres 2025: sport als systeemvernieuwer in een verdeelde samenleving

In een zeer druk bezocht Papendal vond op 24 juni het (eerste) Nationaal Sportcongres plaats. Dit is een initiatief van NOC*NSF en Vereniging Sport en Gemeenten, met Kenniscentrum Sport & Bewegen als kennispartner en Golazo Media als mediapartner. Dagvoorzitter Suzan Vink leidde de dag met flair en betrokkenheid, en wist de volle zaal op een natuurlijke manier te activeren. Haar stijl zette de toon voor een congres waarin sport nadrukkelijk werd neergezet als meer dan alleen een vrijetijdsbesteding: als essentieel onderdeel van maatschappelijke veerkracht, verbinding en systeemvernieuwing.

De aftrap werd gedaan door gastheer Marc van den Tweel (algemeen directeur NOC*NSF), die het belang van sport in de huidige maatschappelijke context scherp duidde. Polarisatie, mentale kwetsbaarheid en een tanende fysieke weerbaarheid zetten de samenleving onder druk. Sport, betoogde Van den Tweel, is geen wondermiddel, maar wél een van de weinige domeinen waarin collectieve waarden als verbinding, vertrouwen en vreugde op natuurlijke wijze samenkomen. Hij riep de sector op om haar maatschappelijke relevantie niet langer bescheiden te positioneren, maar met overtuiging. De sector moet, in zijn woorden, af van de Calimero-houding. Politiek, stedelijke planning en maatschappelijke investeringen vragen om een sector die niet alleen meepraat, maar richting geeft. De ambities zijn stevig: Nederland moet het sportiefste land ter wereld worden. Een opgave waarvoor, zo stelde hij, doorzettingsvermogen, strategische samenwerking en een brede blik noodzakelijk zijn.

Die ambitie werd verder uitgewerkt door Guido Davio (directeur breedtesport NOC*NSF) en André de Jeu (directeur Vereniging Sport en Gemeenten). Zij presenteerden het doel: van negen naar twaalf miljoen mensen die met plezier sporten – een cijfer dat meer is dan een KPI; het is de kern van een strategie die sport ziet als bouwsteen van brede welvaart. Daarbij gaat het niet alleen om meer sporten, maar vooral om beter begrijpen waarom mensen afhaken of überhaupt niet beginnen. Het klassieke aanbodmodel – waarin de aanbieder bepaalt wat goed is – werkt steeds minder. In plaats daarvan moet sport zich organiseren rondom de leefwereld van mensen: toegankelijk, dichtbij en afgestemd op de context, of dat nu een Vinex-wijk is of een krimpgebied in Noord-Groningen. Sport moet, kortom, sociaal ontworpen worden.

Een andere dimensie werd toegevoegd door toekomstdenker Bart Götte (onder meer hoofddocent Universiteit van Amsterdam), die de sector uitnodigde om zichzelf fundamenteel opnieuw uit te vinden. Zijn lezing was geen pleidooi voor verandering, maar voor transitie – een wezenlijke omslag in denken, organiseren en waarderen. Götte stelde dat sport zich op een kruispunt bevindt: terwijl oude structuren piepen en kraken, is de toekomst nog diffuus. Juist in die onzekerheid ligt de uitnodiging tot experiment. Met zijn begrip ‘overvaardigheid’ – het vermogen iets waardevols los te laten om ruimte te maken voor nieuwe waarde – hield hij de sector een spiegel voor. Sportorganisaties moeten niet alleen optimaliseren, maar durven transformeren, zelfs als het doel nog niet scherp aan de horizon staat.

Götte bracht de ontwikkelingen in sportdeelname – zoals de groei onder ouderen en de afname bij jongeren – in verband met bredere maatschappelijke dynamiek. Hij waarschuwde voor een systeemcrisis als sportbeleid zich blijft richten op structuren die onvoldoende aansluiten bij het dagelijks leven van mensen. De echte uitdaging ligt in het doorbreken van gevestigde barrières, in het toelaten van experimenten, en in het versterken van het aanpassingsvermogen van sport zelf – als sector, als praktijk en als cultuur.

In het daaropvolgende panelgesprek gingen vertegenwoordigers van de georganiseerde, gemeentelijke en commerciële sport – Joëlle Staps (Nevobo), Marianne van der Sloot (wethouder ’s-Hertogenbosch), Niels Meijer (Johan Cruyff Foundation), Rohit Gulati (SportCity) en Tom van ’t Hek (Nederlandse Sportraad) – met elkaar in gesprek over de spanningen en kansen in de sportinfrastructuur. Het gesprek was openhartig en liet zien dat de sector worstelt met vergrijzende vrijwilligersstructuren, rigide verenigingsvormen en het onvermogen om niet-deelnemers effectief te bereiken.

De panelleden deelden scherpe observaties over het verschil tussen wat mensen willen en wat sport nog vaak biedt. De traditionele sportvereniging met vaste trainingstijden, verplichte competitie en een strak keurslijf sluit steeds minder aan bij een samenleving waarin flexibiliteit en autonomie leidend zijn. Sport wordt duurder, maar de bereidheid om te betalen groeit niet mee. En hoewel een kop koffie van vijf euro vanzelfsprekend is, leidt eenzelfde verhoging van de contributie tot verhitte discussies in de kantine. Volgens Gulati raakt dat aan de kern: sport wordt nog te vaak beoordeeld op kosten, niet op waarde. De panelleden riepen op tot een nieuwe benadering, waarin sport fungeert als ontmoetingsplek, als sociale ruimte, als een plek waar het om mensen draait – niet om programma’s.

Het gesprek schoof richting de rol van overheden en de noodzaak om domeinen als zorg, onderwijs, ruimtelijke ordening en sport beter met elkaar te verbinden. Marianne van der Sloot pleitte voor het integreren van sport in preventiebeleid en stelde dat structurele investeringen in bewegen even vanzelfsprekend zouden moeten zijn als investeringen in ziekenhuizen. Meijer benadrukte het belang van een mensgerichte benadering: “de concurrentie is niet de buurtsportvereniging, maar Netflix, schooldruk en een volle agenda.”

Break-outsessies

De middag bood verdieping in thematische sessies. Golazo liet zien hoe de NN Marathon Rotterdam zijn impact ver buiten het parcours heeft – met wijkgerichte initiatieven, economische waardecreatie en verbinding tussen top- en breedtesport. Een andere sessie, van de KNLTB, ging in op jongerenparticipatie. Wat werkt, en waarom haken jongeren tussen 13 en 18 jaar zo vaak af? Gesprekken met jongeren zelf blijken effectiever dan welk marketingplan ook. In een sessie van Stichting Life Goals Nederland stond inclusie centraal: hoe maak je sport écht toegankelijk voor mensen in kwetsbare posities? Inspirerende voorbeelden uit het veld lieten zien dat het kan – mits er wordt samengewerkt, geluisterd en structureel geïnvesteerd.

De dag eindigde met een persoonlijk dubbelinterview met TeamNL’ers Jeroen Kampschreur en Laila Youssifou. Beiden vertelden hoe hun pad naar de top begon in de lokale sportvereniging, en hoe belangrijk die basis is – niet alleen sportief, maar vooral sociaal. De verhalen van Kampschreur over inclusie en die van Youssifou over plezier en doorzettingsvermogen brachten het congres terug naar de essentie: sport raakt levens.

Na afloop werd tijdens de netwerkborrel nog lang nagepraat over wat sport teweeg kan brengen – mits ze zichzelf durft te vernieuwen. Het Nationaal Sportcongres maakte één ding helder: sport is geen bijzaak, maar een basisvoorziening voor een gezonde en veerkrachtige samenleving. De sector weet nu waar de finish moet liggen. Het is zaak samen te blijven lopen, ook als het parcours nog onbekend is.